EENZAAM.

Soms zie ik ze wel eens zitten op een bankje. Meestal als ik naar de supermarkt ga. Of het nu koud is of niet, er zit altijd wel een. En dan bedoel ik oudere mensen. Zodra je naar ze kijkt knikken ze vriendelijk in de hoop dat je een praatje met ze maakt. Tenminste dat idee krijg ik dan. Ze zijn vaak eenzaam en alleen, ze kiezen er niet voor, maar ze zijn het wel.

“EENZAAM.” verder lezen

Vrijdag 31 Juli.

Ruud heeft gebeld en ik was helemaal blij, zeker omdat ik zo lang niks van hem gehoord had. Afgelopen dinsdag  was ik nog wezen poetsen, maar dat was het dan ook. Hij belde woensdagavond. Ik zat net tv te kijken toen mijn mobiel overging. Ik zag het meteen, ook dat Wim naar me keek. Hij zei niks en vroeg niks. Ik pakte de telefoon op en zei: ‘Voor het geval je het weten wilt, het is mijn baas, ik loop even naar buiten.’ Ik keek hem aan en zag aan zijn gezicht dat  hij iets wilde zeggen, maar ik gaf hem geen kans en liep meteen door.

“Vrijdag 31 Juli.” verder lezen

VERLEGEN.

Kleine kinderen zijn het bijna altijd, zodra ze iets ‘moeten’ doen dat ze eng vinden. Vreemde mensen een handje geven bijvoorbeeld. Moeders staat in de supermarkt en komt een oude bekende tegen, ze raken aan de praat en “Pietje” krijgt volop aandacht. Hij staat daar duidelijk niet op te wachten, maar moeders wel, zeker omdat die oude bekende hem zo’n schattig ventje vindt. ‘Geef die mevrouw eens een handje,’ zegt ze dan. En dat wil hij niet, hij schaamt zich en heeft geen behoefte aan die aandacht. En als moeders dan tot overmaat van ramp zegt dat hij verlegen is, wil hij het liefst in een donker hoekje kruipen of heel hard weglopen.

“VERLEGEN.” verder lezen

Maandag 20 Juli.

Ik zit er nog steeds mee dat Wim zoveel geld in zijn broekzak had zitten, en dat verhaal over mijn zogenaamde verjaardagscadeau. Hoe langer ik erover nadenk hoe zeker ik er van ben dat hij toch weer gaat gokken. Om stoom af te blazen ga ik zoveel weg en dat helpt. Soms ga ik in mijn uppie wandelen of op een terrasje zitten.

“Maandag 20 Juli.” verder lezen

GELUK.

Toen we nog in de guldentijd leefden en je een dubbeltje vond zei men altijd “Dat brengt geluk. ” Wie dat bedacht heeft weet ik niet, waarschijnlijk iemand die dacht, dat is het begin van de honderdduizend. Nou, ik heb nog een heleboel van die dubbeltjes en wacht al heel lang geduldig op die honderdduizend. Maar goed, misschien gebeurt er ooit een wonder en win ik de hoofdprijs in de staatsloterij. Maar of ik daar gelukkig van word is nog maar de vraag.

“GELUK.” verder lezen

Dinsdag 14 Juli.

Wim moest zich gisteren bij de bedrijfsarts melden en erg blij was hij niet, dat zag ik aan zijn gezicht, het stond op onweer. Ik had geen medelijden met hem, integendeel, ik hoopte echt dat hij meteen weer aan het werk moest, lekker rustig thuis!

“Dinsdag 14 Juli.” verder lezen

Maandag 6 Juli.

Wim zit nog steeds thuis, hij klaagt echt de hele dag over rugpijn, maar intussen ligt hij de hele dag op de bank. Gistermiddag was ik het echt zat en was blij dat ik werken kon.
Even weg en geen gezeur aan mijn hoofd. Ik ruim nog liever stront dan dat ik thuis zit.
Woensdag ben ik nog bij Ruud geweest. De dag ervoor was ik wezen poetsen en net toen ik bijna klaar was kwam hij naar binnen. Ik was hartstikke blij.

“Maandag 6 Juli.” verder lezen